Met mijn wagentje van pijn
ben ik langs de oude bermen gegaan
dode hazen sliepen er in bedjes van hooi
aan de verte hingen de vroege huizen en hoeven,
de vaalten, de moestuintjes zonder groente,
de slijpsteen zonder troost
vader, moeder,
ik heb gezocht
en het onvergeetbare gevonden
ik heb het kleine kind gezien
het kind dat dwaalde langs deze wegen
dat de hazen toedekte
terwijl het zachtjes kleine liedjes in hun oren stopte
er was een suizen over de kale akkers
maartstof stoof op
in de koude nawinter
uit groene flesjes heb ik verdoving gedronken
uit groene flesjes.
Gedichten van Hans Limbeek. Voor meer gedichten zie: http://home.kpn.nl/luru83rk/. Wil je reageren, mail dan: luru83rk@kpnmail.nl
dinsdag 27 maart 2012
donderdag 1 maart 2012
Monnik
Ergens in deze straten hier was een feest waarop je vertelde
van door vingers rollende filtersigaretten
een gehoor dat aandachtig was, Eros,
en hangend in de lucht een blauwgroene tover.
Bier bruiste uit het glas en liep over je rechterhand;
zoet en loom was de avond.
De grote regens sloegen hard tegen de lange ramen.
Maar dit was eeuwig; er was geen uur.
Zon en maan dansten tango door de hemelen.
En buiten in de duisternis van de tuin stonden ze al.
Hun lichtogen braken de ruiten, lieten het glas rinkelen,
scherven traag door de salons vliegen.
Maar dit was Ratio's stad; demonen bestonden niet.
In de hoge kamers -ik weet het nog goed- hebben de vrouwen glimlachend hun lippen gestift;
sferen van parfums en sieraden omhulden het zijn.
Jij was de mens in de open wereld,
alsof het altijd zo.
Nog was er geen gekruip door de miserabele kluizen,
geen schuw leven in de nissen van weemoed.
Nog dansten zon en maan tango door de hemelen.
van door vingers rollende filtersigaretten
een gehoor dat aandachtig was, Eros,
en hangend in de lucht een blauwgroene tover.
Bier bruiste uit het glas en liep over je rechterhand;
zoet en loom was de avond.
De grote regens sloegen hard tegen de lange ramen.
Maar dit was eeuwig; er was geen uur.
Zon en maan dansten tango door de hemelen.
En buiten in de duisternis van de tuin stonden ze al.
Hun lichtogen braken de ruiten, lieten het glas rinkelen,
scherven traag door de salons vliegen.
Maar dit was Ratio's stad; demonen bestonden niet.
In de hoge kamers -ik weet het nog goed- hebben de vrouwen glimlachend hun lippen gestift;
sferen van parfums en sieraden omhulden het zijn.
Jij was de mens in de open wereld,
alsof het altijd zo.
Nog was er geen gekruip door de miserabele kluizen,
geen schuw leven in de nissen van weemoed.
Nog dansten zon en maan tango door de hemelen.
Abonneren op:
Posts (Atom)