zondag 7 juli 2013

Kinderen van het zachte staal


Elders woedden oorlogen
maar hier aten de levende mensen ijs op de terrassen van de zon.
Hier koesterden de levenden zich in het licht van een geprezen vrede.

Doorheen straten van stof zeulden de blauwe bodes hun tassen voort.
Met diepe buigingen schonken ze brieven en dotterbloemen.

Er waren bellenblazende bedelaars, aalmoezen en omhelzingen.
Er waren rokende grijsaards in de moeshofjes achter de stegen.
Er waren soldaten,
             dronken soldaten op hun slapende tanks
                                             ze hoestten ze dobbelden.
Er was geen rumoer, geen opstand.
Er was geen denken, geen schaduw. Geen slash geen app.

De eeuwigen reden in stokoude rolstoelen naar de lichten bij de brug.

Er was geen traan. Geen verlangen. Geen wil.
Ziekte noch hedge. Geen neutrino geen dood.

Filosofen hakten met zware bijlen in het hout, kamden de hondenstaarten.
Meidoornbloesems spuwden de lucht vol zoetheid.

Met nieuwe ogen en een nieuwe open mond kropen de kinderen op het staal.
Vlinders, sinaasappels en flesjes limonade vlogen overal.

En er was een hete kersenboom in de tuin van de weduwe
van waaruit ik alles heb gezien.