woensdag 10 augustus 2016

zaterdag 30 juli 2016

Stof


Het was op een ochtend, de mist lag nog over de wereld 
Maar een fletse zon hing al aan het firmament
Toen je een stationwagen langzaam 
Uit een houten de schuur draaide, wat eigenlijk vreemd was,
Want je had geen auto
Maar nu wel.
Uitlaatgassen stegen op,
De temperatuur lag net boven nul.
We gingen rijden, we gingen uit, we trokken de wereld in
Zonder doel zonder plan
Het dashboardklokje gaf
Tien over negen aan
Jouw handen gleden geroutineerd
Over stuur en schakelpook
Iets wat ik nooit had gezien
Met mijn knieën op de bank keek ik door de achterruit.
Stofwolken waaiden over de klinkerwegen.
En op de vaalten van de enk
Dat weet ik nog
Zochten de kraaien naar voedsel
Je vroeg hoe het ging met algebra
Verveeld mompelde ik wat over phi
Je knikte
Daarna vertelde ik wat over de lessen biologie
En we gleden
Door bossen en roodgrijze steden
Het werd warmer ook
Voetballers en oorlogen passeerden
De iPad en de mogelijkheden van het net
Het was alsof alles in een keer
En langzaam lieten we het voorstelbare achter ons
Bereikten we de blauwe parken van het begin
Of eigenlijk de zonovergoten terrassen
In de ruis van de zee
Waar op sneeuwwitte tafels
Blinkend glas en koele flessen op ons wachtten
We hadden immers nog een goed glas met elkaar te drinken
Dat de rest tot stof geworden was
Kon ons niet meer deren.

zondag 22 mei 2016

Deze dagen

Het spreekt van zelf
Volkomen van zichzelf
Aan draden hangt het
Aan spinnendraden
Hoog uit de hemel
In deze dagen
van bambix en liga
Als de smeltende sneeuw van het dak
Als we op het tuinpad hand in hand
de krokussen uit de koude grond kijken
De kachel het hout of de kolen brandt
of de vermoeide barmhartigheid
Als het regent op de dinsdagen
en de klompenman zwaait
En de velden nat zijn onder de blinkende populieren
en er een klok is die de uren slaat
Als in het hoge klaslokaal
De topografie deint op de tochten
En ooh, als op de koele tegels van de gang
de mooie meisjes springen het touw
en de klok twaalf uur slaat
Het is alom aanwezig
En er is een kind dat de klokslagen niet hoort
dat weet van het volkomen van zichzelf
sprekende
En ‘s nachts marcheren de reuzen
En ’s nachts rijdt het op een bok door het woud

vrijdag 15 januari 2016

Kersen

Het regende suiker in de harde beatnacht
drank kroop door de lippen
Dit was de wereld, dit was de plaats
hier moest men zijn
Glas danste over glas
Nevel trok in het hoofd
Rook hing immer voor het oog
En dan was er de slaap
De Morpheus in het groeiend mos;
pimpelpaarse mezen 
krioelden en kwetterden
Ach, hoe broeiend was het bos
hoe mat het zicht
Hoe helder de droom van smart en doem
toen niets dan de helaasheid
Het regende gal na de harde beatnacht
Over godverlaten akkers woei demons zaad
Maar zie, uit de diepe putten langs de wegen 
steeg de vrede

(Op een ochtend niet lang nadien liep
ik naar een bongerd en klom in een hete kersenboom
Ik plukte zijn vruchten en at 
De pitten spuugde ik zo ver mogelijk
En nog dezelfde avond kuste ik de koele hemelmuur)


vrijdag 15 mei 2015

Huis

Huis grauw en grijs
achter loof en onder schaduw
Huis waarin ik half verborgen leef
Waarin wereldverbondenheid
Loopt door oneindige kabels

Achter je vensters de vergetelheid
De vleermuizen die er hun broden tellen

Op zolder vierden we feesten
Snoven we carbolineum,
Dansten we ons naar zuidelijke steden 

Maar ’s nachts onder je oude ramen
Sist er nog altijd de stilte uit het dodenrijk
Huis van geboorte huis van begoocheling
In oude ledikanten heb ik de tijd kapot geslapen

Met mokers heb ik geslagen
Je muren van vocht en staal je stenen van vrees en alcohol
En tussen zwarte zwijnen hebben we gezwommen in zaligheid 
In je hoge kamers, in je lege hallen

Er vielen helle zonnen door je ramen
Stille manen schenen op uit je kelders
Het heeft geheimen geregend
En gaandeweg heb ik vat gekregen

Doch vanuit de dakkapel zie ik nu soms de eeuwigheid

(En het waait en het vliegt)


dinsdag 10 maart 2015

Welke vogels?



Als we lopen over het pad langs de kamperfoelie
En de zoete avondlucht ons doet keren
Naar de zomer van het wild en onstuimig begeren
Waarin ik rokend zei in welke kleur ik zielen zie
Als we dan dwaas en gelooid hervaren
Langs de gelukzalige stralen van de zon
Geen weet meer hebben van hoe het ooit begon
Verlost zijn van al onze gevreesde gevaren
Wie zal nog weten dan van ons zijn op de pleinen
De holen waarin de groenblauwe knikkers rolden
Gustave Doré's etsen van gedode Filistijnen?
Als dit nu alles ligt in het hangend vergezicht
Het pad ten einde is; wij de stap over de wereldrand maken
Welke vogels zullen zingen dan het helblauwe hemellicht?

maandag 2 februari 2015

Toerisme


Sjirp sjirp sjirp
krekels kropen
op  avondlijk tentzeil

Hier was geen wereld
geen gebeuren

Aan de hemel hingen vermoeide sterren
een maan gaapte door de heuvels

Er was een klein zijn onder klamme dekens
dit was het Zuiden, dit was de mistral

Zeker, er klonk geroezemoes
stemmen van vreemdelingen  zonder naam
vreemdelingen als wij onder de  zeilen naast ons

Een oude mufheid kroop door de kieren
letters krioelden  door het boek
maar wij waren met elkaar
en de vrede was met ons

Verderop knarste een auto over het grindpad
serene ziel, kosmisch draaien
wij waren met elkaar
en de vrede was met ons

Sjirp sjirp sjirp