Op de rug van een witte haas
rijd ik razendsnel.
Voorbij de sloten.
Voorbij de hagen.
Voorbij het prikkeldraad.
Gras- na grasland schiet voorbij.
Droomvrouwen en avonden met vrienden.
Gierende gitaren
en jouw bezwerende
woorden.
Alles smelt in groen
en ik weet niet wat dit beduidt.
(Uit de bundel: De Zee van Willekeur, 1995)