vrijdag 13 mei 2011

Hartland

Toen ik je weer zag kwam je van zekere trappen gelopen
klonken typemachines uit open vensters

Het was al nacht, maar ook de bouw aan de overkant ging gewoon door
beton werd gestort funderingen gelegd
deze stad stond niet stil

Ik was te voet gekomen vanaf Hotel Heimwee
en had onderweg straten herkend
die toch zo vreemd bleven

Er stond een bries die de daghitte verdreef
er waren passanten, geen getuigen
Je haar wapperde elegant
je colbert lag over je schouder geslagen
in je hand zag ik je bruin leren boekentas

Er was een korte uitwisseling van blikken
maar woorden bleven uit
een vage glimlach stond op je mond

Claxonerende auto's zoefden door de straat
lichtbundels draaiden over de stenen

Ik rook de seringen van april
de caballerosigaretten in de hoge kamers

Een dof besef van een lang verdroomde tijd
drong zich op

Je kwam van zekere trappen gelopen
toen ik neerviel en verdween

vrijdag 6 mei 2011

Witte junk

Er klonk geblaf in het maanlicht
en ergens in de rode ijssloot lag
ik

Ik
zoon
ik kleine desperado
gehuld in koperen onschuld

Demonennacht en diepe val
wat ooit leidde me?

Was het jouw hand
die me losliet zo bruut
liet dwalen in stalen dromen
prevelen tussen godvergeten nachthonden
jouw hand?

Was het jouw hand
die me deed storten
in de kelders van
Sociƫteit Ons Huis
jouw hand die
ons Arcadiƫ met het doodsmes doorsneed?

In een ochtendschemering
ben ik opgestaan
door schurende nevel
huiswaarts gekeerd
naar mijn papaveren bed gegaan
om te worden
jouw witte junk

Zie op me toe
vanuit je verre tinnen hemel
zie op me toe